- spelen
- {{spelen}}{{/term}}1 [algemeen]jouer2 [zich (met een spel) vermaken] jouer (à)3 [bespelen] jouer (de)4 [plaatsvinden] se passer♦voorbeelden:1 zij speelde Ophelia • elle jouait Ophéliedat speelt niet meer • ça ne joue plushij heeft het slecht gespeeld • il s'y est mal prishet speelt me door de geest • cela me trotte dans la têtehij laat niet met zich spelen • il ne se laisse pas marcher sur les piedsmet zijn gezondheid spelen • jouer avec sa santéde wind speelde met haar haren • le vent jouait dans ses cheveuxop iemands ijdelheid spelen • spéculer sur la vanité de qn.voor St.-Nicolaas spelen • jouer St. Nicolas2 volleybal spelen • jouer au volley-balleen wedstrijd spelen • jouer un matchal spelend leren • apprendre en jouantbuiten spelen • jouer dehorsvals spelen • trichermet poppen spelen • jouer à la poupéeom geld spelen • jouer pour de l'argentom een etentje spelen • jouer un repas3 piano spelen • jouer du pianovals spelen • jouer fauxop de accordeon spelen • jouer de l'accordéon4 de film speelt in New York • l'action du film se passe à New York¶ met de gedachte spelen om … • songer à …
Deens-Russisch woordenboek. 2015.